De diagnose wordt gesteld op basis van het klachtenpatroon en het lichamelijk onderzoek van de arts.
In vrijwel alle gevallen zal dit de huisarts zijn, omdat hij degene is die de patiënt met een tenniselleboog als eerste ziet.
Hij baseert zijn diagnose op het aanwezig zijn van de volgende drie kenmerken:
1 Pijn aan de buitenzijde van de elleboog
2 Drukpijn ter plaatse van de aanhechting van de ‘common extensor tendon’ (gezamenlijke strekpees).
3 Verergering van de klachten bij het aanspannen van de polsstrekkers.
Het laatste kenmerk staat bekend als een weerstandstest.
Hierbij beweegt de patiënt de hand omhoog tegelijkertijd wordt dit tegengehouden door de arts.
Indien de pijnklachten worden geprovoceerd, is de weerstandstest positief.